#4 , 05 jun 2010 15:22
Als je vriend dochter wil erkennen en vaderschap opeisen moet hij toch een aantal stappen zetten --
best via advocaat gezien dit geen eenvoudige materie is en men goed moet weten wat eerst te doen.
Wat de oyvoering betreft: reël probleem -- is kind bij haar vader (broer) ingeschreven... dan is er al geen probleem
OOk dat er ' bezit van staat' is -- broer voedt dochter op wat een band ondersteld.
Ik heb het in twee delen gesplits - erkenning kind
en hier vaderschap
zo heb je al enig idee
wettelijke bepalingen burgerlijk wetboek
HOOFDSTUK 2. - VASTSTELLING VAN DE AFSTAMMING VAN VADERSZIJDE.
AFDELING 1. - VERMOEDEN VAN VADERSCHAP.
Art. 315. <W 31-03-1987, art. 38> Het kind dat geboren is tijdens het huwelijk of binnen 300 dagen na de ontbinding of de nietigverklaring van het huwelijk, heeft de echtgenoot tot vader.
Art. 316. <W 31-03-1987, art. 38> Deze regel geldt niet wanneer uit een vonnis van afwezigheidsverklaring blijkt dat het kind geboren is meer dan 300 dagen na de verdwijning van de echtgenoot, onverminderd de rechten van de te goeder trouw handelende derden.
Art. 317. <W 31-03-1987, art. 38> Het kind dat geboren is binnen 300 dagen na de ontbinding of de nietigverklaring van het huwelijk van zijn moeder en na een nieuw huwelijk van deze, heeft de nieuwe echtgenoot tot vader.
Wordt dit vaderschap betwist, dan wordt de vorige echtgenoot geacht de vader te zijn, behalve wanneer ook zijn vaderschap wordt betwist of wanneer het vaderschap van een derde komt vast te staan.
betwisting
Art. 318. <W 31-03-1987, art. 38> § 1. Het vaderschap van de echtgenoot kan worden betwist indien wordt aangetoond dat hij niet de vader kan zijn van het kind.
§ 2. Dit bewijs kan door alle wettelijke middelen worden geleverd.
§ 3. Tenzij het kind bezit van staat heeft ten aanzien van beide echtgenoten of dezen feitelijk herenigd waren ten tijde van de verwekking, wordt de vordering gegrond verklaard :
1° (wanneer het kind geboren is meer dan 300 dagen na de inleidingszitting bedoeld in artikel 1258 van het Gerechtelijk Wetboek en geen proces-verbaal van verzoening is opgemaakt, of na de beschikking van de voorzitter zitting houdend in kort geding, waarbij de echtgenoten gemachtigd worden een afzonderlijke verblijfplaats te betrekken, of na de verklaring bedoeld in artikel 1289 van hetzelfde Wetboek, en minder dan 180 dagen na de definitieve afwijzing van de vordering of na de verzoening van de echtgenoten;) <W 1994-12-27/41, art. 1, 1),
enz