Van 1977 tot 2013 had ik volmacht op de rekening van vader en ook van 2009 to 2014 op de rekening van moeder,tot de dood van vader en later de dood van moeder was er geen enkel probleem,maar dan begon mijn broer moeilijk te doen en betichte mij van diefstal op deze rekeningen,als volmachthouder heb ik samen met moeder meestal op vraag van vader geldafhalingen gedaan aan geldautomaten en ook aan bankloket en ben bijna zeker dat ik voor sommige loket afhalingen heb ondertekend,doch heb hiervan geen bewijs en omdat het meer dan 10 jaar geleden is kan ik deze ook niet meer verkrijgen.
Door het feit dat mijn broer verklaard dat de ouders niet in staat waren zelf bankverichtingen te doen,wat overingens niet waar was,want ze deden wel nog zelf bankverichtingen waarvan bewijzen,en toch worden alle afhalingen mij ten laste gelegd door de door de familie rechtbank aangestelde notaris vereffenaar !
Ook is er nog een klacht waarbij hij mij beticht van het mij toe eigenen van een geldafhaling op de dag van het overlijden van vader,deze afhaling gebeurde zelfs op zijn vraag omdat volgens hem moeder na het blokkeren van de rekeningen anders problemen zou kunnen hebben,deze afgehaalde som cash geld werd in zijn bijzijn en met getuige van schoonzus aan moeder overhandigd,later bij de eedaflegging bij de notaris beticht hij zowel mij als mijn schoonzus van meineed over deze en dient zelfs een klacht van burgerlijke partijstelling in,ikzelf werd hierover vrijgesproken en mijn schoonzus was ondertussen overleden en kon dus hierover niet meer ondervraagd worden,doordat er volgens de notaris tegengestelde verklaringen waren beslist hij toch dat er geen afdoend bewijs was en de bewuste som zou door mij terug aan de gemeenschap moeten worden gegeven volgens oud burgerlijk wetboek 792 ,ook voor alle andere geldafhalingen eist hij de toepassing van deze wet,alleen omdat ik volmacht had op de rekeningen !
Wat kan ik hierover ter verdediging inbrengen ?