Art. 2.2.2. §1. Een ruimtelijk uitvoeringsplan bevat:
1° een grafisch plan dat aangeeft voor welk gebied of welke gebieden het plan van toepassing is;
2° de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming, de inrichting en/of het beheer, en, desgevallend, de normen, vermeld in artikel 4.1.12 en 4.1.13 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid;
3° een weergave van de feitelijke en juridische toestand;
4° de relatie met het ruimtelijk structuurplan of de ruimtelijke structuurplannen waarvan het een uitvoering is;
5° in voorkomend geval, een zo mogelijk limitatieve opgave van de voorschriften die strijdig zijn met het ruimtelijk uitvoeringsplan en die opgeheven worden;
6° in voorkomend geval een overzicht van de conclusies van:
a) het planmilieueffectenrapport,
b) de passende beoordeling,
c) het ruimtelijk veiligheidsrapport,
d) andere verplicht voorgeschreven effectenrapporten;
7° in voorkomend geval, een register, al dan niet grafisch, van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, vermeld in artikel 2.6.1, een planbatenheffing, vermeld in artikel 2.6.4, of een compensatie, vermeld in boek 6, titel 2 of titel 3, van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid.
Art. 2. Bij de redactie van een stedenbouwkundig voorschrift voor een gewestelijk, provinciaal of gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor een bepaald gebied wordt zoveel als mogelijk de volgende opbouw gehanteerd:
1° opgave van hoofd-, neven en/of ondergeschikte bestemming(en) van het gebied, waarbij bepaald wordt welke activiteiten of maatschappelijke functies in een gebied zijn toegelaten; daar kan aan toegevoegd worden dat bepaalde activiteiten niet zijn toegelaten;
2° desgevallend, bepalingen over de inrichting van een gebied waaronder voorschriften over de beeldwaarde, de ontsluiting, het verzekeren van duurzaam ruimtegebruik, het garanderen van goed nabuurschap met naastliggende gebieden;
3° desgevallend, bepalingen over het beheer in het gebied;
4° desgevallend, overgangsbepalingen voor aanwezige activiteiten of functies die niet meer in overeenstemming zijn met de bestemming(en) van het gebied;
5° desgevallend, bepalingen over de vestiging van een voorkooprecht.
2. Gebiedsspecifieke bepalingen voor zover die nog niet zouden opgenomen zijn in het eerste deel van het voorschrift.
Gebiedsspecifieke bepalingen zijn bijvoorbeeld:
- het opleggen van een inrichtingsstudie;
- het instellen van een voorkooprecht;
- bepalingen over inrichting en beheer
- bepalingen over zonevreemde woningen in het gebied
- overgangsbepalingen.
Het vermelden van zonevreemde woningen in parkgebied in een (gemeentelijk) RUP lijkt mij dus op z'n minst aangewezen. Gezien u niet spreekt over een openbaar onderzoek e.d. ga ik ervan uit dat het niet om een recent RUP gaat. U zou hierover kunnen contact opnemen met het departement RO van uw provincie:
http://www.ruimtelijkeordening.be/Defau ... abid=13611
Bovenstaand bericht omvat enkel mijn persoonlijk visie en geen sluitend juridisch advies.
Raadpleeg ook steeds de bevoegde overheid.