Ja meester ben ik nu gebuisd of heb jij u werk te ijverig gemaakt.Redenen die volgens de wet strafbaar zijn aangaande discriminatie:Als u mevrouw uitsluit zwart op wit aangaande dat klein hondje dan discrimineert u een huurder. En dat voor instanties die een voorbeeld functie zouden moeten zijn.
Vermeend ras
Nationaliteit
Huidskleur
Etnische afkomst
Nationale afkomst
Geslacht
Leeftijd
Seksuele geaardheid
Burgerlijke stand
Geboorte
Vermogen
Politieke overtuiging
Filosofische overtuiging
Geloofsovertuiging
Taal
Gezondheidstoestand
Handicap
Lichamelijke kenmerken
Genetische kenmerken
Sociale afkomst
Hondjes komen daar dus niet in voor. Het zou u sieren mocht u dergelijke antwoorden nuanceren en in de juiste context plaatsen op een forum dat wordt veronderstelt om raadgevingen omtrent de wet te geven.
Onder discriminatie verstaat men het anders behandelen van mensen of groepen (meestal minderheden) op basis van uiteenlopende kenmerken zoals afkomst, ras, geboorteland, geloof, politieke of religieuze overtuigingen, sociale gewoonten, sekse, seksuele geaardheid, taal, handicap, leeftijd, enzovoort. Discriminatie staat het grondbeginsel, dat zegt dat alle mensen gelijkwaardig zijn, in de weg. Discriminatie veronderstelt echter niet alleen een afzonderlijke behandeling, maar ook het ontbreken van rechtvaardiging voor deze aparte behandeling. (huur weigeren omdat men een huisdier heeft)
Discriminatie kan men zien als een uiting van onverdraagzaamheid en als het in daden omzetten van vooroordelen. Dit kan als persoonlijke of als geïnstitutionaliseerde discriminatie voorkomen.
Algemeen verbod ongeldig
Het algemeen verbod op het houden van een huisdier moet geacht worden in strijd te zijn met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mensen en de fundamentele vrijheden (EVRM) van iedere burger.
Art. 8 van dit Verdrag stipuleert uitdrukkelijk:
Artikel 8 EVRM. Recht op eerbiediging van privé familie- en gezinsleven
1. Een ieder heeft het recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Eénieder heeft dus recht op een privé- én familiaal leven.
Artikel 8.1 van het Europees verdrag van de rechten van de mens primeert op het interne recht en dient door alle rechtbanken te worden toegepast. (Rb Luik, 21 oktober 1986, JLMB 1987, pagina 578 met noot J.H.)